Voor niets
Mijn vader tenniste bij Festina in het Vondelpark. Zijn vrienden stemden allemaal op de VVD, hij op de sociaal-democraten, als enige. Ze lachten hem uit, in zijn gezicht en achter zijn rug. Hij had een rustig en beschamend antwoord: je moet tegen je eigen belang in kunnen stemmen. Ook op muzikaal gebied bewandelde hij een smal pad, hij was lid van het Janácek-genootschap. Een jong, vooruitstrevend lid van de tennisclub had hem gevraagd. Ik woonde in die tijd niet meer thuis, ik hoorde het achteraf.
Vijfentwintig jaar later, op een kerstavond, laat ik hem het strijkkwartet nummer 1 horen. Ik vraag hem hoe het gaat met het genootschap.
– Ja, er zijn eens twee mensen geweest voor zoiets.
– Hoezo, twee mensen?
– Twee jonge mensen. Ze wilden een Janácek-genootschap oprichten en vroegen of ik belangstelling had. Je weet, ik houd van Janácek en voelde er dus wel voor. Ze zijn later nog eens op bezoek geweest en hebben alles besproken. Het was heel gezellig.
– Verder?
– Verder niets. ze hebben nooit meer iets van zich laten horen. Ik weet zelfs hun namen niet meer, het is allemaal lang geleden.
– Zeg dat wel, ik heb dus vijfentwintig jaar voor niets gedacht dat u lid was van het Janácek-genootschap.
– Wat is voor niets?